I Lombardi


I Lombardi (alla prima crociata)

Muziek: Giuseppe Verdi
Tekst: Temistocle Solera, naar het gelijknamige gedicht van Tommaso Grossi

Première: 11 februari 1843, Scala Theatre in Milaan
Plaats en tijd van handeling: Milaan en het Midden Oosten, jaren 1095 tot 1097.

Pamflet gedrukt als aankondiging voor de oorspronkelijke Première in de Scala van Milaan.

Achtergrondinformatie

Op 2 januari 1843 ging de vierde opera van Wagner, "Der fliegende Holländer", in première in Dresden. De volgende dag in Parijs was een andere belangrijke première, de "Don Pasquale" van Donizetti. En daarna op 11 februari ging in de Scala van Milaan de vierde opera van Verdi in première: "I Lombardi alla prima crociata". Kortom, 1843 was een belangrijk jaar voor de opera.

Donizetti, de toonaangevende Italiaanse componist van die tijd, was al 45. Wagner en Verdi, de twee mannen wiens werken spoedig de trend voor de opera in die tijd zouden gaan zetten - en die nog steeds het tegenwoordige repertoire overheersen - waren allebei 29.

Deze vierde opera van Verdi was speciaal geschreven voor een opvoering in de Scala. Het onderwerp, de titel en de schrijvers, alles was Milanees.

Het verhaal is een drama rond een religieus thema, vol processies, gebeden, een doop en natuurlijk een kruistocht. De kerkelijke autoriteiten waren achterdochtig en vroegen de justitiële autoriteiten om een onderzoek. De politiecommandant Torresani verordonneerde, na het lezen van het libretto, een paar veranderingen: bijvoorbeeld, in het theater mocht geen Ave Maria gezongen worden, want een theater was niet de plaats voor een gebed. Zeer tegen zijn zin werd Verdi gedwongen om de aria te veranderen in Salve Maria. Met deze veranderingen was de opera voltooid en werd voor het eerst in de Scala van Milaan uitgevoerd. Hetzelfde jaar volgden er opvoeringen in Senigallia gedurende de zomer en in Venetië de volgende winter.

Het is niet zo verwonderlijk dat dit werk van Verdi door de autoriteiten werd gecensureerd. Hij stond bekend als een politiek geëngageerd man en in die tijd was Italië nog steeds bezet door Oostenrijk. Met zijn derde opera "Nabucco" heeft Verdi enorm veel succes gehad, voornamelijk dankzij het koorwerk "Va pensiero", het zogenaamde "Slavenkoor". Dit koorwerk drukte voor veel Italianen hun gevoelens uit in hun eigen strijd tegen een slavernij die door de Oostenrijkse onderdrukkers werd opgelegd. Met de opera "I Lombardi" heeft Verdi het succes van de "Nabucco" willen evenaren door middel van het koor "Oh Signore dal tetto natio". Dit laatste koorwerk was enigszins in de zelfde stijl als het "Slavenkoor" geschreven en het roept de hulp in van de Heer ter bescherming van het Italiaanse volk (de Lombarden) die dwaalden door de woestijn.

Personages

Arvino, zoon van Folco, Heer van Rò tenor Een prior van Milaan tenor
Pagano, broer van Arvino en kluizenaar bas Acciano, Tiran van Antiochië bas
Viclinda, vrouw van Arvino sopraan Oronte, zoon van Acciano tenor
Giselda, dochter van Arvino sopraan Sofia, de in het geheim tot Christen gedoopte vrouw van Acciano sopraan
Pirro, page van Arvino bas

Het verhaal

Partenza dei Lombardi per la Crociata (Het vertrek van de Lombarden op kruistocht) - illustratie uit I Lombardi alla prima crociata van Tommaso Grossi.
Tekening van: Roberto Focosi (1806-1862).

Eerste bedrijf, wraak

In de basiliek Sant'Ambrogio van Milaan word de verzoening tussen de broers Arvino en Pagano gevierd. Ooit hadden beiden naar de hand van Viclinda gedongen en Pagano, afgewezen door Viclinda, had getracht Arvino te vermoorden en werd daarvoor als straf verbannen. Nu is hij, ogenschijnlijk vol berouw teruggekeerd. Arvino is tot aanvoerder van de Lombarden op hun kruistocht naar Jeruzalem gekozen. Ondertussen probeert Pagano, met de hulp van Pirro, Viclinda weer het hof te maken.

Pagano heeft een groepje assassijnen ingehuurd om zich te wreken op zijn broer. Hij slaat toe in de slaapkamer van Arvino, maar zijn zwaard treft zijn vader Folco, die zich toevallig in het bed van zijn zoon te rusten had gelegd. Als hij inziet hoe hij zich vergist heeft probeert hij zelfmoord te plegen, maar hij wordt gearresteerd. Als straf wordt hij opnieuw verbannen.

Tweede bedrijf, de kluizenaar in de grot

In Antiochië (toen een wereldstad in Syrië, nu Antakya in Turkijë) bidt de tiran Acciano tot Allah om de opmars van de kruisvaarders te stuiten. Acciano houdt Giselda, de dochter van Arvino, in gevangenschap. Zij is verliefd geworden op Oronte, de zoon van Acciano. Oronte bekent zijn moeder Sofia dat hij Giselda lief heeft en krijgt van zijn moeder toestemming met Giselda te trouwen. Zij hoopt dat zij daardoor haar zoon tot het Christelijk geloof kan bekeren, zoals zij zelf al in het geheim bekeerd was.

Pirro nadert de stad en bezoekt Pagano, die al sinds enige tijd als kluizenaar in de omgeving van Antiochië in een grot woont. Pagano verklaart zich bereid de kruisvaarders te helpen de stad van de ongelovigen binnen te dingen. Als hij zich realiseert dat het de Lombarden zijn, dan wapent Pagano zich op dezelfde wijze. Hij krijgt Pirro, die het Islamitische geloof had aangenomen, zover om als een zoenoffer de poorten van de stad te openen.

De Christenen dringen de stad binnen en verslaan het leger van Acciano. In de harem vertelt Sofia aan Giselda dat Acciano en Oronte gesneuveld zijn. Het meisje vraagt vertwijfeld hoe een God zo onrechtvaardig kan zijn dat hij een dergelijke oorlog toelaat. Arvino verschijnt om zijn dochter te bevrijden en hij hoort haar woorden. Hij wordt door haar vervloekt omdat zij gelooft dat haar vader haar geliefde heeft gedood. Arvino is woedend en dreigt zijn dochter te doden, zij vechten tenslotte een heilige oorlog. Arvino wordt tegengehouden door zijn eigen krijgers en Pagano, niet herkend door de aanwezigen, redt haar door uit te roepen dat het meisje krankzinnig moet zijn geworden.

Derde bedrijf, de doop

Oronte is niet dood, hij is genezen van zijn verwondingen en verkleed als kruisvaarder vindt hij Giselda, in het Dal van Josafath (in de bijbel het "Dal van de beslissing" genoemd, waar alle volkeren samenkomen voor het laatste oordeel), waar zij ongelukkig in het kamp van de kruisvaarders woont. Zij proberen te vluchten maar worden achtervolgd door Arvino en Oronte wordt opnieuw verwond. Arvino heeft ook gehoord dat Pagano in de nabijheid is en hij neemt zich voor zijn broer te vinden en eens en voor al te straffen.

Ondanks zijn verwonding weten Oronte en Giselda te ontsnappen en vinden een schuilplaats in de grot van de kluizenaar. Oronte blijkt dodelijk gewond te zijn. Hij wordt nog net gedoopt door de kluizenaar voordat hij in de armen van zijn geliefde Giselda overlijdt.

Vierde bedrijf, het Heilige Graf

De Lombarden zijn uitgeput en vergaan bijna van de dorst als zij door de woestijn hun tocht naar Jeruzalem voortzetten. Giselda krijgt een visioen waarin Oronte tot haar verschijnt en haar vertelt dat de kruisvaarders water zullen vinden in de woestijn. En inderdaad, op wonderbaarlijke wijze begint de fontein van Siloë te spuiten. Giselda brengt de kruisvaarders naar deze fontein. Het meisje wordt door de kluizenaar met haar vader verzoend.

De strijd om Jeruzalem gaat verder en de kluizenaar wordt dodelijk gewond. Als hij naar de tent van Arvino wordt gebracht onthult hij daar zijn identiteit als zijnde Pagano. Hij krijgt vergiffenis van de commandant van de kruisvaarders en wordt naar de ingang van de tent gedragen, alwaar hij de christelijke vlag boven de stad kan zien wapperen. De kruisvaarders danken God en zetten een danklied in.